Iraans-Zweedse wetenschapper gedwongen op te stappen 

Roozbeh Parsi, hoofd van het programma Midden-Oosten en Noord-Afrika aan het Zweedse Instituut voor Internationale Zaken (UI), is opgestapt na publicatie van een intern onderzoek naar zijn vermeende banden met een Iraans beïnvloedingsnetwerk. 

Hard bewijs dat Parsi actief betrokken is bij beïnvloedingscampagnes van het Iraanse regime werd niet gevonden.  aar 'bepaalde aspecten van zijn gedrag' zijn onverenigbaar met zijn functie bij de UI. Dit meldde de Zweedse omroep TV4 begin deze week.

 Het onderzoek stelde vast dat Parsi tevens universitair hoofddocent aan de Universiteit van Lund, zowel zijn universiteit als de UI onvoldoende had geïnformeerd over zijn betrokkenheid bij het Iran-Europe Initiative (IEI), een netwerk verbonden aan het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken .

Een reportage van TV4 was de aanleiding tot het interne onderzoek. Daarin werden e-mails geciteerd, waarin de inspanningen van het regime werden beschreven om relaties op te bouwen met academici en analisten in het buitenland.   In 2023 doorzochten onderzoekers van de digitale nieuwsdienst Iran International en het journalistieke platform Semafor duizenden e-mails van Iraanse diplomaten. Zo kon worden aangetoond dat het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken erin geslaagd is een netwerk op te bouwen van academici en denktankanalisten met de bedoeling de soft power van Teheran uit te breiden.

 Parsi, die in de gelekte e-mails als IEI-lid wordt vermeld, woonde de oprichtingsvergadering bij in mei 2014 in het Palais Coburg-hotel in Wenen, die samenviel met de nucleaire besprekingen. Documenten tonen aan dat het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken de kosten van dat evenement dekte.

 Hoewel actieve betrokkenheid van Parsi  bij dat netwerk niet kon worden bewezen, wordt zijn rol toch scherp bekritiseerd. Vooral  vanwege zijn gebrek aan openheid over zijn betrokkenheid bij het IEI en zijn contacten met vertegenwoordigers van de Iraanse regering, stelt TV4. 

De onderzoekers concludeerden dat dit gebrek aan transparantie in strijd is met de normen die van een hoge functionaris bij de UI worden verwacht.  Directeur Jakob Hallgren van de UI zegt dat de  situatie ‘onhoudbaar’ is geworden en bevestigt dat Parsi opstapt. 'We hebben gezamenlijk besloten dat het tijd is voor een nieuwe start, zodat we ons kunnen concentreren op de urgente kwesties met betrekking tot het Midden-Oosten', aldus Hallgren.

Parsi zelf vertelde de onderzoekers dat hij in opdracht werkte van en gefinancierd werd door het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken tijdens zijn betrokkenheid bij het IEI-netwerk in 2014-2015. Het onderzoek wijst echter uit dat zijn verklaring 'misleidend' was. Volgens het onderzoek werd het IEI-netwerk aanvankelijk gefinancierd via een door Parsi opgerichte organisatie, de European Iran Research Group (EIRG). 'In 2014-2015 ontving de EIRG hiervoor financiering van de Heinrich-Böll-Stiftung, die gelieerd is aan de Duitse Groenen.  De EIRG werd later omgedoopt tot European Middle East Research Group (EMERG) en ontving tussen 2017 en 2020 in totaal ongeveer 55.000 pond van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken. In die periode werd het contact van het IEI met Iraanse functionarissen  voortgezet.

In een verklaring op X bevestigt Parsi dat hij de UI verlaat. Hij noemt zijn  vertrek 'ongelooflijk triest' en voelt zich slachtoffer van een politieke dynamiek. Parsi: 'Dit onderzoek heeft grote persoonlijke en professionele spanningen veroorzaakt. Er ging ook een duidelijk politieke campagne aan vooraf, waarbij invloedrijke mensen met een grote verantwoordelijkheid voor het Zweedse debatklimaat de discussie verdraaiden’, aldus zijn bericht in het Zweeds.

Voorzitter Uri Rosenthal van het Comité Iran Vrij ziet het gedwongen opstappen van Parsi als een wake-up call voor Nederlandse universiteiten en organisaties die met Iraniërs werken. Rosenthal: 'Stelselmatig moet worden gecheckt of er banden zijn met dergelijke Iraanse netwerken.’

Keyvan Shahbazi, Iraanse-Nederlandse schrijver, cultureel psycholoog en tevens bestuurslid van het Comité, merkt op dat de verhalen over Parsi (en andere leden van genoemde netwerk) al jaren rondgaan  in de Iraanse diaspora.  Shahbazi: ‘Hun partijdige en vaak vergoelijkende beweringen over het Iraanse regime, verhuld achter hun wetenschappelijke betrokkenheid bij universiteiten en onderzoeksinstellingen, wekten argwaan bij veel Iraanse dissidenten. Maar ze kregen helaas vaak ruim baan in de westerse media.’

Volgende
Volgende

Gedetineerde Britten beschuldigd van spionage in Iran