Iraanse politieke gevangene Karim Khojasteh ter dood veroordeeld te midden van bredere politiek-juridische repressie
Bron: HRANA
De Iraanse autoriteiten hebben opnieuw harde maatregelen genomen tegen politieke gevangenen, met de doodstraf voor Karim Khojasteh als recent en schrijnend voorbeeld van het intensiverende beleid van repressie. Khojasteh, een 62-jarige industriële ingenieur en politiek activist, werd op 6 december 2025 officieel op de hoogte gesteld van zijn doodvonnis door de Revolutionaire Rechtbank in Rasht. Hij zit vast in Lakan-gevangenis in Rasht, in de noordelijke provincie Gilan. Het verwijt tegen hem luidt “baghi”, een juridische term in het Iraanse strafrecht voor gewapende rebellie, gebaseerd op vermeende lidmaatschap en steun aan een anti-regeringsbeweging.
Het vonnis volgt op een proces dat al op 17 september 2025 werd gehouden, maar waarvan de uitspraak maanden later pas aan Khojasteh werd meegedeeld, wat de schijn van geheimhouding en gebrek aan transparantie versterkt. Eerder was hij al gearresteerd op 20 juli 2024 wegens zijn kritische activiteiten en uiteindelijk op 29 november 2024 vrijgelaten op borgtocht van 500 miljoen tomans. Toch leidde zijn kritische houding opnieuw tot arrestatie op 13 maart 2025, toen veiligheidsdiensten hem op zijn werk oppakten en overbrachten naar Lakan-gevangenis, zonder duidelijke juridische stappen vooraf.
Volgens mensenrechtenorganisaties ontbreekt in de aanklacht tegen Khojasteh gedegen bewijs, en zijn rechten op een eerlijk proces, zoals toegang tot een gekozen advocaat en transparante procedure, worden systematisch genegeerd. De beschuldiging van “baghi” wordt vaak gebruikt voor politieke tegenstanders, zelfs als er geen concreet bewijs is voor gewapende acties. Critici stellen dat deze aanklachten bedoeld zijn om elke vorm van oppositie en kritiek op de regering te criminaliseren en te ontmoedigen.De veroordeling van Khojasteh past in een bredere context van toenemende vervolging van politieke gevangenen in Iran. Onder andere hebben andere gevangenen vergelijkbare doodstraffen gekregen, soms na herhaalde processen, ondanks eerder opgeheven vonnissen of gebrek aan transparantie. In sommige gevallen hebben internationale mensenrechtenorganisaties opgeroepen tot tussenkomst van de Verenigde Naties en andere internationale rechtbanken om deze vonnissen aan te vechten en de rechten van de gevangenen te beschermen.
De situatie vestigt de aandacht op de bredere mensenrechtenschendingen in Iran, waarbij politieke activisten, etnische minderheidsgroepen en critici van het regime steeds vaker worden geconfronteerd met zware straffen. De inzet voor gerechtigheid en mensenrechten staat onder druk, aangezien rechters in revolutionaire rechtbanken aanklachten zoals “baghi” gebruiken om dissidenten te isoleren en zwaar te straffen. Voor veel waarnemers weerspiegelt de zaak-Khojasteh de systematische inspanningen van de Iraanse autoriteiten om tegenstand te onderdrukken en politieke controle te versterken, wat leidt tot groeiende internationale bezorgdheid over rechtsstaat en fundamentele vrijheden in het land.